De oudste Hielen

I. Twaalfde t/m veertiende eeuw

Walterus Hiele

De oudste vermelding komen we tegen ophet einde van de twaalfde eeuw. In het jaar 1170 duikt de naam op van de getuige Walterus Hile (Trad. Bland 191, 17. A 117- 12e), en vier jaar later, in 1174, komen we hem opnieuw tegen, maar nu als Walterus Hille (wat trouwens nog steeds een spelling voor Hiele kan zijn (maar ook een afkorting van Hildwin of Hildolf resp. Hillinus).

Het is aan het begin van de 13e eeuw dat we voor het eerst de naam Hiel(e) tegenkomen in zijn huidige schrijfwijze.

Arnoul Hiele

Aan het begin van de 13e eeuw wordt melding gemaakt van ene Arnoul Hiele, chevalier (ofwel ridder). In het jaar 1207 verschijnt deze Arnoul Hiele als een van de vazallen [1] van Daniel de Béthune(Année d’apparition au sein du corpus).

Een vazal was een getrouwe van een koning of van een hoge edele in de vroege Middeleeuwen. Vaak werd hij beleend door zijn overste, en was daarom leenman. De heer was heer in zijn eigen leengebied (als vervanging van de heer). De vazal verplichtte zich tot het vervullen van herendiensten (krijgsdienst met paard en soldaten) en de afdracht van een deel van de oogst als hij boer was (of bleef) op het leen. De heer verplichtte in ruil tot trouw en bescherming en het verlenen van inkomsten (beneficium/feodum). Juridisch waren leenheer en vazal gelijken, in de zin dat het beiden vrije mensen waren.

Daniel de Béthune(1194-1727), was zoon van Willem II van Bethune (overleden: 14 april 1214), heer van Bethune, Waasten en Dendermonde en Machteld van Dendermonde (overleden voor 1225). Hijwas gehuwd met Eustachie van Saint-Pol. Willem II van Béthune was een van de Vlaamse baronnen die de Franse koning Philippe-August trouw bleven en in de slag van Bouvines tussen de Franse gelederen was te vinden. Hij stierf vlak na de slag in 1214 en de nieuwe koning Lodewijk nam Bethune in. De rechtmatige opvolger was Daniël I die ergens ver in het nabije Oosten zat. Daniël keerde terug naar Bethune en trouwde met zijn nicht van Saint-Pol. Zijn broers Jan en Robert bleven een belangrijke rol in Engeland spelen. Zij vochten in de Engelse gelederen, werden gevangen genomen maar na hun vrijlating keerden zij terug naar Engeland.

Op 9 maart van het jaar 1216 stelt Jan zonder Rijk, koning van Engeland zijn baljuws en getrouwen, dat hij er mee in stemt om een vrijgeleide te verlenen aan diegenen die naar Berchamsted zijn gevoerd. Het betreffen hier Arnoul Hiele, Gilbert de Nevele, Ither de Rhodes, Baudouin d’Alost, Walter de Coninghem en Gerard Brun, die door de baronnen gevangen waren genomen.

1216, 9 Mars

“Jean, roi d’Angleterre, informe ses baillis et ses fidèles quíl a accordé un saud-conduit, valuable pendent deux jours, a ceux qui conduirainent á Berchamsted Arnoul Hiele, Gilbert de Nevele, Ither de Rhodes, Baudoin d’Alost, Walter de Coninghem et Gérard Brun, qui avaient été faits prisonniers par les barons” – Teste me ipso, apud Sanctum Albanum, IX die mardi, anno regni nostril XVII Hardy,

Rotuli Litterarum Patentium in Turri Londinensi Asservati, t.I.Partie, p.169

Arnoul Hiele bevond zich hier temidden van een aantal belangrijke Vlaamse edellieden zoals Gilbert van Nevele, afstammeling uit het adelijk geslacht van Nevele, die in 1180 schenkingen deed ten voordele van de tempeliers. Het Gentse tempelhuis had in dat jaar van deze Gilbert van Nevele grond gekregen tussen Oostburg en IJzendijke. Andere metgezellen van Arnoul Hiele waren onder meer Ither de Rhodes, ridder en mogelijk afkomstig uit het kasteleinsgeslacht van Gent; Baudoin d’Alost, beter bekend als Boudewijn van Aalst, zoon van Boudewijn van Gent, Heer van Waas, Dronghen en Ruislede en zijn vrouw Reinewif.

Gosuinus dictus Hiele

In die tijd wordt ook de eerste verwijzing gemaakt naar het Land van Waes. In het jaar 1245 wordt namelijk melding gemaakt van ene Gosuinus dictus Hiele afkomstig uit Lokeren (V Lok.575, a 1245)

 

1302 De Gulden Spoorenslag

“In desen tyde dat den slach by Curterycke ghebeurde zoo was Jan Borluyt van Ghendt met 9 dusend mannen ende stal hem secrehelick uyt Ghendt zonder de hulp van de stede, want gemeente daar niet zijn en wilde; desen stiel was gedaen mit Gwyde van Namen, Jan van Namen zynen broeder, met Willem van Gulik ende mer Jan van Renesse als capiteynen.

Desen strydt was om dat den conynck van Vrankreyk te voren bevanghen hadden grave Guy van Vlaenderen, en naer tvangen van dien meende geheel Vlaenderen te bederven metten grave Robrecht synen oom, ende Jacques van De Vlaminghen.

Daer bleven door twee conynghen, vele hertogen, xxxiij boende heeren, vele princen, en daer wierden ghevonden naer den slach 700 gulden spooren.

Dese naervolgende persoonen by naemen liggen begraeven, van die daer verslagen waeren, int clooster te Groenyngen.

Den conynck van Malorken. Den conynck van Medelyden.

Den hertog van Loreynen. Den hertog van Brabant.

Den bischop van Amiens. Grave Robrecht van Artois.

Den prince van Acuitaine. Jacob van Saint POL.

Grave Lodeweyck van Clermont. Den prince van Tbuwarta.

Den grave van Hiele.

Den grave van Champagne. Den grave van Ligny.

Den grave van Ryge. Den grave van Henegouwen.

Den grave van Boenhem. Den grave van Lafeko.

Den grave van Reims. Den heere van Wesemaele etc”.

JehansHiele

Ruim een halve eeuw later in het jaar 1306 wordt melding gemaakt van Jehans Hiele (B1701/5371), zonder evenwel vermelding van woonplaats.

LotineHiele

In de “Poortersboeken van Brugge” wordt op 13 juli 1336 ene Lotine Hiele ingeschreven als poorteres. Een poorterstitel werd niet zo maar toegekend, meestal slechts aan personen met een zeker aanzien, waardoor deze van bepaalde privileges konden genieten.

Joos Hielen

Op 22 September 1387 is het Joos Hielen, die in Brugge poorter wordt, met de vermelding dat hij afkomstig is uit het Land van Waes.

Laureis de Groote die men heet Hiele

Uit de lijst der schepenen in Gent in het jaar 1376 volgt “Dit es ontfaren binnen desen jaren van de exuwe van Laureis de Groote die men heet Hiele“. (pag. 16).

Symoen Hiele

Volgens de rekeningen van de Stad Gent uit 1377: “van den hoyre Sijmoens Hiels was 102” (pag. 65) en “in den 13e maand, van de hoyre Symoen Hiels 60” (pag. 69). Dit betekent niets anders dan dat Simon Hiel(s) in het jaar 1377 is overleden en dat zijn erfgenamen de verplichte renten moesten betalen.

Mertyn Hielen

In de door Jehan Froissart’s opgestelde “Chronyke van Vlaanderen, Rekeningen der Baljuw 1382-1383“ lezen we: “ontfangen door baljau uter prochie van Theemsche item, Lieven van den Lare, 24s, toehorend Mertijn Hielen“. (pag. 574).

Willem Hiele

Tenslotte volgens “De Sociale Samenstelling St. Jacobswijk te Bruggen” (door Willy van der Pijpe), over de jaren 1382-1383 (1) en 1394-1396 (2):

Bedrag in d.gr.Aandeel

Willem Hiele(1)1020.73

(2)1761,05

II. De Hielen in de vijftiende eeuw

Reeks 330: Registers schepenen van gedele (Staten van Hoed): Gent

Jan Hiele en Betkijn Hiels

105. [29.461vo]: 31 augustus 1463

Goessin de Clerc is Jan Hiele, als voogd van Betkijn Hiels en ter weesen behouf, 18 schellingen groten schuldig van achterstallige pacht.

Jan Hiele en Siemone Hiele

118. [36.27vo]: 10 december 1481

Staat van Goed van Betkin van Zele fs. Jans, die hij had bij Margriete sCleercx fs. Goessins, zijn wettelijke vrouw, de wees toekomende bij het overlijden van dezelve Margriete, haar moeder, welk goed Goessin de Clerc als grootheer en voogd van dezelfde wees opbrengt. Hieronder: der weezen vierendeels van een hues ende stede wesende eene vaerwerie staende op de houc van de Jacopine brugghe up de zyde t’Onderberghe (waar de vader van de wees in woont). Maghen en vrienden: Jan van de Poele filius Martins, oem, ter causen van zine wive, hr. Jan Hiele, presbiter, Siemone Hiele en Lieven [Bonne?]. Borgen: Jan van der hulst en Dieric Bracman.

Wyllem Hiele en Jan Hyele

136.[42.105vo]: 28 juni 1500 Jan de Clerc fs. Jacobs met Jan van der Mersch (prieseter broeder), Wyllem Hiele, Jan Hyele en Ector Noteboom als maghen en vrienden van Adryaan van der Mersch, zoon van Francoys.

Vanaf het midden van de 15e eeuw wordt het mogelijk de Hielen nog wat duidelijker te traceren. Dit mede dankzij de Hoofdcynsboeken van het Land van Waes (zie hoofdstuk 5). Alle vermelde Hielen blijken nu uit het Land van Waes te komen. De meest voorkomende namen voor de mannelijke leden in die periode zijn Symoen, Jan, Laureis, Adriaen, Pieter en Joos. Voor de vrouwelijke leden vooral Kathelyne, Margriete, Amelberga, Johanna, Lysbet, Anna en Anthonina.


Jan Hiele van Heesdonck

Een opmerkelijke rol speelde ene Jan Hiele van Heesdonck. In 1458 wordt deze Jan Hiele genoemd in een geschil tussen leken en zusters van het in Waasmunster gelegen klooster “De Rozenberg”. In dat jaarschrijft de officiaal van Doornik aan de deken van Waas dat ze het grote geschil vernomen hebben tussen de zusters van het klooster “De Rozenberg”, gelegen in de parochie van Waesmunster (kanunniken), en de baljuw met de hoofschepenen van Waesmunster (wereldlijke parochieregisters), die op eigen gezag, (terwijl ze over religieuzen geen enkele bevoegdheid of rechtsmacht bezitten) of op aanstoken van een dozijn leken, de zusters kwellen en lastig vallen door ze voor het wereldlijk gerecht te brengen, burgerlijke straffen en boetes te eisen, en eisen dat ze van haar kerkelijke privilegie moesten afzien. Die leken worden aangevoerd door Jan de Neve en Jan Hiele uit Heesdonck (Haesdonck). De hele groep wordt namelijk een paar keer aangeduid als Jan de Neve, Jan Hiele en consorten.

“Derhalve“, schrijft de officiaal, “moet de deken op gezag van de bisschop: de voornoemde Jan de Neve, Jan Hiele en consorten, alsookvoornoemde baljuw, hoofdschepenen van het Land van Waes met de schepenen van Waesmunster driemaal waarschuwen, een canonieke waarschuwing doen toekomen en een definitieve termijn vaststellen waarop dat lastig vallen en vervolgen van de zusters absoluut afgelopen moet zijn op straffe van excommunicatie, kerkelijke straffen en honderd ‘arcarum’ (?) fijn zilver. En stuur ons een getrouw verslag van het gehele verloop“.

Hierna volgt het origineel in het Latijn:

De officiaal van Doornik verbiedt aan de hoofdschepenen van Waas aan de schepenen van Waasmunster de religieuzen voor het wereldlijk gerecht te brengen (cfr. Blz. 73),

1458

“Officialis Tornacensis dilecto nostro decano Christianitis Wasiae vel ejus vicegerenti ceterisque praesbyteris et capellanis civitatis et diocaesis notariisque et apparitoribus curiae Tornacensis ad quos sive quem nostras praesentes litteras pervenerant salutem in Domine. Gravem pro parte religiosarum mulierum abbatissae et conventus monasterii Montis Rosarum siti infra parrochiam de Waesmonstre diocaesis Tornacensis suscepimus quaerelam in effectu continentem quod licet laicis et laicalibus justiciariis in religiosas et ecclesiasticas personas nulla sit attributa facultas sive jurisdictio nibilhominus tamen nobiles et honorabies viri ballivus et supremi scabini territorii Wasiae ac scabini ejusdem loci de Waesmonstre eorum auctiritate propria seu ad instantiam et prosecutionem Joannes de Neve tam suo quam tutorio nominibus leberorum Rolandi Heindrickx, Joannis Hiele tutoris liberorum Simonis Scuenincx, Balduine de Brouwere tamquam tutoris petri de Dorselaer, Balduini van Boxselaer, Joannes van Boxselaer, Balduini de Scaepdrivere et etiam Elisabeth scroots suae uxoris Aegidii van de Velde ad causam Marggarethae Sbosschaerts suae uxoris Joannes Van den Eede tanquam tutoris Petri van den Wincle Joannis van den Vivere tamquam tutoris Joannis de Bruwere Joannis Hiele de Heesdonck Paulis van den Hoije ad causam Margarethae suae uxoris et Laurentii van der Haeghen praefatas abbatissam et conventum personas quidem religiosas expresse prfessas et Deo deditas vexarunt et molestarunt vexantque et molestant ipsas in suo foro saeculari trahendo conveniendo advocando et ad judicem evocando certas emendas civiles et paecuniarias ab eisdem seu ipsarum bonis petere levare et exigere nitentes et intendentes sub umbra hujus vedelict quod ipsa abbatista et conventus conquerentes minime paruerunt et obediverunt certae ordinationi per dictos ballivum et scabinos nuper late continenti in effectu quod abbatista et conventus praedictae pro proscetione certae causea realis per eas contra dictos Joannem de Neve Joannem Hiele et alios suos consortos coram ipsis laicalibus justiciaribus intentatae suo priviligio ecclesiastico renunciarent quod tamen facere ipsis conquaerentibus minime licuit neque licet hisque modis et aliis ipsas conquaerentes graviter opprimendo et fatigando in nostrae jurisdictionis ecclesiasticae praejudicium earumque conquaerentium dampnum injuriam seu gravamen. Supra qiubus dictae conquaerentes nobis fecerunt humiliter supplicari sibi per nos subveniri et de remedio provideri opportuno. Quocirca ad hujusmodi supplicationem super hoc nobis factam vobis et vestrum cuilibet mandamus quatenus accendo statim visis praesentibus ubi propter hoc fuerit accendum praefetos Joannem Neve Joannem Hiele eorumquae consortes praenominatos nominibis quibus supra necnon dictum ballivum et supremos scabinos patriae Wasiae scabinos de Waesmonstre et alios quoscumque earumdem conquaerentium vexatores et molesttores de quibus ad latore praesentium fueritis requisiti delegata auctoritate nostra ordinaria moneatis et requiratis primo secundo tertio unaque monitione canonica et peremptorio termino pro omnibus ut indilate post monitionem et requisitionem hujusmodi sibi factas ad vexationibus molestationibus inquietationibus nisuque et impedimentis productis cessent penitus et distant dictasquae conquaerentes una cum bonis et rebus suis quibuscumque in pace dimittant eaque et quidquid exinde secutum est et actum revocent penitus et annullent vel hoc fieri faciunt et procurrent cum effectu prout decet alioquin ipsos sic monitos et non parentes quos nos propter hoc in his scriptis excommunicamus palam et publice judicetis seu judicet vestrum alter nisi forson ipsi moniti hujusmodi monitioni se opposuerint aut causam aliquam quare ad id agendum minime teneantur allegare volerint quo casu ipsos et eorum quemlibet peremptorie Tornaci coram nobis ad certam diem competentem et juridicam vobis ad latore praesentium nominandam spatium octo dierum ad minus in se continentem contra dictas dominas religisas conquaerentes aut earum legitimum procuratorem dictam causam coram nobis ostensuros allegaturos et praesenturos necnon super praemissis et ae tangentibus quod justum fuerit responsuros cum intimatione debita. Et nihilominus inhibeatis delegata auctoritate nostra praedicta dictis monitis et citatis ac aliis de quibus opus fuerit sub paenis excommunicationis omniaque alia paena cononica ac paena centum marcarum fini argenti curiae Tornacensi si secus egerint applicando et in pios usus erogando si die citationis hujusmodi monotione inhibitione latae causae seu processus inter eas coram nobis pendentibus aliquid contra praemissa aut dictas dominas conquaerentes seu earum bona invocent innitent attemptent statuant judicent decernent in aliquo vel praepedant seu quildquid aliud faciant aut fierit procurent quod sit vel esse possit in nostrae jurisdictionis ecclesiasticae praejudicium earumque dominarum conquaerentium dampnum injuriam seu gravamen. Nobis quid inde factum fuit fideliter rescribentes. Datum anno Domini millesimo quadringentesimo quinquagesimo octavo feria sexta post festum sanctissimae Trinitatis mensis Junii dei secunda.” A R, Reg. 1, fo 6


Jan Hiele

Oordeel vroede vaders van de stad Gent

Op 19 mei 1460 werd er door de vroede vaders van de stad Gent een oordeel geveld in het geschil tussen enerzijds Barbele vanden Bossche en anderzijds de voogden van Jan van Poucke, Jan Hiele en Jan Scalin. Jan was door wanbeheer – ‘sober regiment’ – onder voogdij geplaatst en Barbele had eertijds van de officialiteit een scheiding van tafel en bed verkregen, waarop een boedelverdeling zou volgen.

Jan Hiele en Jan Scalin eisten van Barbele dat ze voor de helft tussenkwam in de schulden van kommer. Barbele repliceerde dat Jan de schulden had moeten voorleggen en dus bekendmaken bij de schepenbank van de Keure, met hulp van vrienden en magen, waarvan zij 9 lb. 10 s. gr. zou moeten betalen. Het was niet haar fout dat Jan bepaalde schulden had verzwegen voor de schepenen. Barbele hoopte dat ze in haar recht was en dat ze dus niet aansprakelijk kon gesteld worden voor de extra schuldenlast. De stadsmagistraten vonnisten, na het horen van de gemeenschappelijke vrienden en magen, dat Jan of zijn voogden alleen instonden voor de additionele kosten. De dignitarissen merkten op dat Jan van Poucke de schulden moest gekend hebben en dat hij die beter had voorgelegd om elk geschil uit de weg te gaan.

Drie jaar later werd deze regeling in de boedelverdeling opgenomen. Barbele zou Jan 9 lb. 10 s. gr. geven voor het aflossen van de gemeenschappelijke schulden van kommer. Elk zou instaan voor de schulden van na de scheiding van tafel en bed. Barbele trad zelf op als verweerster, zonder tussenkomst van een man, en won het proces. Jan of zijn voogden stonden alleen in voor het terugbetalen van de schuldenlast, die ze achtergehouden hadden voor de schepenen. Dit bewijst dat de gescheiden echtgenote een proces, als eiseres of verweerster, kon voeren en waar de schepenen een uitspraak in haar voordeel zouden vellen. Niet voor alles was (is) een man nodig!

Lambrecht Hiele

Gillis Colage en Cathelijne Cousijns. 1470.

Gillis Colage en zijn echtgenote, Cathelijne Cousijns, zijn gescheiden van tafel en bed voor de officialiteit van Doornik maar gaan beiden akkoord om zich te onderwerpen aan het oordeel van vier bemiddelaars. Dezen stellen Gillis en Cathelijne voor om opnieuw te gaan samenwonen en vredig met elkaar samen te leven. Gillis hoort zich voortaan te 120 gedragen tegenover zijn echtgenote en mag haar niet mishandelen. Ook mag hij geen patrimoniale goederen van Cathelijne meer verkopen zonder haar toestemming. Evenzeer moet Gillis er zich van onthouden vrouwen bij hem thuis te ontmoeten en erbij te slapen.

2 augustus 1470 (Afschrift, s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/50 (2), 1469-1470, f° 140 v°. )

Ibidem, nr. 26: Kenlic etc. dat alse van der questie ende ghescille gheweest tusschen Gillijse Colage an d’een zijde ende Catheline Cousijns, zijnen wive, an d’ander, van welken ghescille naer dat al voren tusschen hemlieden zo verre vervolght hadde ghesijn alse dat zij bij den gheesteliken hove van Dornike ghesceeden hadden gheweest ende daer af brieve vercreghen van den selven hove, de vors. partien hemlieden ghesubmitteert ende bekeert hebben in ’t segghen ende ordinancien van Lambrecht Hiele, dekin van der neeringhe van den sceppers, Vincent Goetghebuer ende Pieter Brakelman als mannen ende vinderen daer toe ghecoren.

Welke mannen, naer dat zij partien an beeden zijden ghehoort hebben al in ’t langhe van al dat zij elc anderen hebben willen heesschen ende anspreken, ende te gadere met mallinc andren daer up ghesproken hebbende ende daer up rijpelic gheledt ende advijs ghehadt, al soe ’t behoorde, hebben huerlieder terminatie, ordinantie ende segghen ghemaect, ’t welke zij ter presencien van scepenen van der Kuere etc. uutgheven in der vormen ende manieren hier naer volghende. Eerst dat de vors. Gillis ende Catheline wedere te gader wonende zijn ende bliven zullen, elc ander pais ende ruste doende al zo goet ghetraut gheselscip sculdich es te doene, ende dat de voornoemde Gilles hem verdraghen sal eenighe oneerbare conversatie of wandelinghe te hebbene met andren vrouwen persoonen, of die t’zinen huuse of elders te houdene, commende of gaende in eenigher manieren; insghelijcx dat de vors. Gillis hem verdraghen sal eenighe ruthede te doene of anthierne t’zinen wive, waer’t van slane of anderer meshandelinghe; item dat de vors. Gillis hem van nu vort an verdraghen sal eenighe goedinghen of gronde van erven, zinen voors. wive toebehorende, te vercopene, bezwaerne, belastene of vervremdene, het en zij bij wille, wetene ende consente van sinen vors. wive ende van huerer beeder maghen ende vrienden. Dies zal zoe nu consenteren dat men van haren goede sal moghen vercopen toot 6 of 7 lb. gr. ten hooghsten zonder meer, omme daer mede betaelt ende gheblist te werdene den commere ende scult daer zij jeghenwordelicx inne steken ende belast staen. Ende alse van eenen huuse staende t’Sinte Pieters dat zij te gader ghecocht hebben ende daer af zij t’achter zijn 5 lb. gr., vallende te Bamesse eerstcommende, so es de ordinancie ende ’t segghen van den vors. mannen bij al so dat de vornoemde Gillis ende zijn wijf niet ghestaet en zijn de vors. 5 lb. gr. te betaelen, dat zij ghesaemdelic van hueren goedinghen ende elc van den sinen evenvele vercopen ende te buten gaen sullen omme de selve somme al so ten laste van haerer beeder goede betaelt te werdene. Ende dat ghedaen, so sal de vors. Catheline in ’t selve huus gheerft 121 werden omme dat hus te behoudene t’ hueren propren goede, omme dies wille dat zoe binnen haren vors. huwelike vele van haren goedinghen ende erven te buten gheghaen ende gheluest heeft.

Ende hiermede zijn quite ende te nieute alle gheloften ende verbanden, wettelike ende andere, die zij elc anderen ghedaen moghen hebben angaende de sculden ende commere, voor de date van desen bij hemlieden ghemaect. Welke ordinancien, pointen ende zaken boven verclaerst de vors. Gillis ende Cateline beloven wel ende ghetrauwelic te vulcommene, achtervolghene ende onderhoudene ende elc zonderlinghe up zulke correctie ende pugnitie als scepenen ghelieven sal daer af te doene, bij al so dat eenich van hem beeden der contrarie dade van dies boven verclaerst es ende uutghegheven bij den vors. mannen.

Actum II Oust anno LXX.

Lambrecht Hiele

XIX.

+Fo XXX vo.

+ 1475. – Chaertre vantien scelle groote, vallende te alf maerte, besedt up de stede van Heylaert de Rave, ligghende Over Brouc, uut ghegheven bij Janne van Vlaenderen ende Gheeraert de Brune in eenen erveliken cheynse.

‘Wij Gheeraert Lammins, als baliu ende wettelic maendre van Baudin de Gruutere, van ziinen heerscepe buter Waelpoorten, gheheeten Overbrouc,…ende als laten ten selver stede…, Lambrecht Hiele, Jacop Goetghebuer, Pieter de Zaghere ende Lievin de Raven (sic), doen te wetene….dat….Jan van Vlaendren ende Gheeraert de Brune, als vooghden ende huusmeesters van den hospitale te Sente Jans ende te Sente Pauwels godshuuse, staende bij der Waelpoorten, mids gaders eenen leeken man hemlieden te wette ghegheven in dese saken, omme dieswille dat hemlieden vooghts behoufde, ende bij consente van mallinc anderen, kenden ende verlijdden voor ons te wette, dat sij eendrachtelic, bij consente van mallinc anderen, dat sij hebben uute ghegheven ende gheven uute in eenen eeuweliken ende erveliken cheynse, Heynlaerde den Rave, fs Jans, ende Lauweretten sHoolslaghers, ziin wettelic wijf, also ghedanighen gront van erven als gheleghen es ande noort westsijde Jan van Zomerghem ende ande zuutoostsijde Berthelmeeus de Grave, metten eenen hende commende ande voorstrate daer men gaet te Brugghe waert, ende achtere anden voetpat die gaet tEecloo waert, groot siinde hondertXXVIII bedden erven….’ – De voorwaarden zijn dezelfde als die, welke gewoonlijk tot zekerheid van erflijke cijnsen besproken waren, en er wordt erbij gevoegd: ‘Ende es te wetene dadt gheviele also dat eenich naliinc den vors. pant bescudden wilde, dat de naliinc saude moeten betalen ende overlegghen…alle achterstelle vander principaler renten, mids gaders allen den costen ende theere die daer omme ghedaen siin sauden…Dit was ghedaen den tiensten dach, van ougst maent int iaer Ons Heeren alsmen screef duust vierhondert ende vive ende tseventich.’

(Het godshuis van Sint-Jan & Sint-Pauwel te Gent, bijgenaamd de Leugemeete)

Jan Hiele

Zoals eerder al vermeld, riep de (burg)graaf, in geval van oorlog of opstand de dienstplichtige inwoners ofwel “Weerbare mannen” op om hem in de strijd bij te staan.In een van de chronieken uit die tijd kan men lezen:“Men bevindt in de rolle van de weerbaer mannen die den greffier Jan de Neve, de 5 Mey (1480) van den selven jaere gemaekt heeft, by last van schepenen van der keure Ghendt, datuyt den Lande van Waes alleen moeten getrocken syn meer dan 4000 mannen ….. , gelyck men siet uyt de navolgende lyste: Kemseke 126, Stekenen 360, St Pauwels 109, Zinay 179, Belcele 126, Moerbecke 335, Keur in Haesdonck 17, Exaerde 149”. Ook hier hoorden weer enkeleHielen bij. Van deze “Weerbare mannen van het Land van Waas”, worden in de periode 1472-1475ene Symoen Hiele (Simonis Hyels) afkomstig uit Sinaai en Jan Hiele (Jan Hiels) uit Exaerde opgeroepen voor de krijgsdienst, zoals is te lezen in het boek “De Weerbare Mannen van het Land van Waes”.

III. De Hielen in de zestiende eeuw

Ook in de 16e eeuw treffen we Hielen nog voornamelijk aan in het Land van Waes. Naast de eerder genoemde voornamen Symoen, Jan, Joos, Lauwereis en Pieter, duiken daarnaast steeds vaker ook namen op als Adriaen, Cornelis e.a. Namen die we trouwens in de daaropvolgende eeuwen veelvuldig blijven terugzien in Londerzeel en Sint Amands. Hoewel we het (nog) niet hard hebben kunnen maken lijkt hier toch een aanknopingspunt te zijn.

Hielen komen we onder meer tegen in het “Cyns- en Renteboek van 1503 van de kerk van Lokeren”. In dit boek dat later is bijgewerkt tot omstreeks 1560, zijn door de kerkmeesters de namen van de nieuwe eigenaars van de goederen waarop de rente (plus cyns) verschuldigd was en de opeenvolgende huurders van de goederen bijgeschreven. Het zijn echter niet alleen inwoners van Lokeren die vermeld worden. Een aantal is afkomstig van naburige dorpen of van voorname geslachten uit het Waasland.

In het Boek van 1503 wordt onder meer Symoen Hiele vermeld. In de bijgewerkte versie van 1560 vinden we Katheline Hiele, zijn dochter, maar ook Adriaan Hyele (Hiele), alsmede Joos Hiele te Synay.

” 8. Marie omghenaets fa willems uxor pieter bouwens tseueneecken .sestiene. d par vuyt willem van wincle ende vuyt claeys van hee up een half ghemet lants ten wyen, oost katheline van damme dwijf willems van cleemputte, zuyt joos cammert, west ende noort iacob heyman ende den waterganc”

floreyns vander heerbrugghe

Adriaen hyele by coopen

” 52 Symoen hiele vuyt sinen vadere .veerthien. d p. up twee ghemete lants by den drie roosen, oost adriaen van kerchem, zuyt ian vander heerbrugghen, west tsheeren strate, ende noort ian caesken”

Katheline hiele

Deze rente betaelt nu luic van Doorselaer bij coppe (!)

Sijmoen de witte bij versterften

” 103 Adriaen van driessche vuyt heynderic duerinc .neghen. gro. om diaerghetide ians van aelst ende gheertruydt spaeus sijns wijfs, ende te settene alle lichtmesse daghen een keerse van eenen ponde was vor onser vrouwen, ende ooc te doen lesene een messe vor onser vrouwen. besedt up een half ghemet eyghens vp dackenam coutere, oost ian cammaert, zuyt door kathelinen noos, west bouwen van damme, ende noort tgoet cloosters van den nieuwen bossche”

Kathelijne (van driessche) huusvrouwe van Joos hiele te sijnaij

(in r. r.) jaerghetijde jan van Aelst ende zijn huysvrauwe

” 168 Vier ghemete lants vuyt den beghinen van lokeren by langhelaer heye. Oost symoen hiele, zuyt dlanghelaer, west katheline van cleemputte, ende noort willem van cleemputte Joos van cleemputte houwet .vi. iaer. Valt den eersten pacht kerssauonde XVc ende een. Ende hy moet thout laten vi. Iaers out tsiaers “

Jan (van) Hiele

In het jaar 1527 verklaart Jan (van) Hiele zich leenman van Francisca de Milde in zijn leenstand van ter Varent te Everzele. Zijn wapen is: “in .. 3 rozen van … “. vergezeld in het schildkant van een vijfpuntige ster van een “..”. (In De Raadt tome II, pag. 82: (van) Hiele XIII/187).

Tijdens de middeleeuwen was het grondgebied van Tielrode opgedeeld in verschillende heerlijkheden. De eigenaar van zo’n heerlijkheid regeerde als een absoluut vorst over zijn onderdanen. Op zijn eigendom was hij de wetgever, rechter en bestuurder en genoot hij een zekere onafhankelijkheid tegenover zijn leenheer: de abdijen of de graaf van Vlaanderen. De heren genoten bovendien nog een aantal voorrechten zoals het jacht- en visrecht, recht van veer en tol, recht van malen, recht op hand- en spandiensten, recht op een eendekooi, duiventil etc.

De belangrijkste heerlijkheden te Tielrode waren: Appelsvoorde, Schuylaerde, Ter Meghem, Het Roelandts, Ten Bouckele en ’s Gravenleen. De heerlijkheden Ter Elst (Elversele) en Kauwerburg of Coudenborch (Temse) strekten zich uit tot in Tielrode. Volgens het leenboek van 1528 betreffende de “Heerlijkheid van Thermeghem te Tielrode” was deze Heerlijkheid een gravenleen. Dit leen was 21 bunders groot, waarvan 6 bunders ongeveer het foncier uitmaakten. Dit foncier was het zogezegde ‘up ende afvarens’, ofwelde grond die de leenhouders zelf in leen hielden. De achterlenen van dit foncier werden gehouden door Jan van Bogaerde filius Symoens met een half bunder, Jan van Bogaerde filius jacobs met 4 gemeten, Cornelis de bruyne met 2 gemeten, Jacob Dullaert met 2 en 4 gemeten, Jan Duerlinck met 2 gemeten, Olivier van Royen met 3 gemeten, Jacob Dullaert met een vierndeel bunders, Philips Abeel met 2 1/2 gemeten, Amelberga Caes, weduwe van Michiel van Geertruyen met 5 gemeten, Michiel van Remoortere met een vierendeel bunder, Jan van Geertruyen met een half bunder, Pieter de Meyer met een vierendeel bunder, Hendric Vastenael als kerkelijk voogd van Mergriete van Hoye, met 2 gemeten, Pieter van der Haeghen met 2 gemeten, Margriete Abeels, echtgenote van Cornelis verdict met een half bunder en nog een vierendeel bunder, Katherina Staes, dochter van Jan met een leen zonder aanduiding van grootte, Maes Leppens met 2 gemeten, Jan van Hiele met een vierendeel bunder, Mergriete van der Haghe, echtgenote van Gillis Roggeman met een vierendeel bunder, Philip Abeel met een half gemet, Joos van Hove met 2 gemeten en nog een gemet, Lysbette van Hove, dochter van Gheysens met 1 gemet, Pieter Staes met een gemet en ten laatste Jacon Dullaert met 60 roeden.

Weerbare Hiele

In het reeds eerder aangehaalde boekwerk “De Weerbare mannen uit het Land van Waes”, worden in het jaar 1552 opgeroepen: Adriaen Hieleevenals Joos Hiele en Jan Hiele f. Lauwereysafkomstig uit Sinay. Daarnaast ook Jan Hielle, schepene te Kemzeke en ene Hans van Hiele te Elversele.

Petrus en Anthonius Hiele

De Officialiteit van Gent meldde in 1571: Joannes van de Wiele, pastoor te Schellebelle, tegen Petrus Hiele, persona personatus van Schellebelle, wegens novale tienden (G. 6-10-1570) (Zie Stadsarchief Gent Penningencohier 28). Daarnaast moet Antonius (van) Hiele, priester, pastoor te Destelbergen aan Philippus van Damme 30 schell. 6 den. Groot betalen (G. 20-7-1571). Voorts vraagt Piatus Oste aan Anthonius Hiele, pastoor te Destelbergen, hem de 8 schell, groot, die hij ten onrechte van de honderdste penning ontving, terug te betalen (G 10-10-1572).

Cornelius en Simoen Hiele

Voorts in 1578 te Kemzeke waar “Cornelius Hiele, filius Jans oudt omtrent XXXVIII jaren, scepene te Kemseke” en “Simoen Hiele, filius Jans, oudt XXXIV jaren” in 1580 met een hele groep van gegoede ingezetenen hun visie gaven over het al of niet voortzetten van de huidige hoofdschepenen. Het volledige verslag volgt hierna.

Kemzeke ende Sinte Niclaus

“Hedent, date onderschreven, zijn voor ons ghecommitteert van mynene heeren schepenen van der kuere van Ghendt ghecompareert over de prochie van Kemseke ende prochie van Sinte Niclaus: Jan de Hont, filius Jacobs, oudt ontrent LX jaren; Jan van Remoortere, filius Simoens, oudt ontrent XXXVIII jaren; Cornelis Hiele, filius Jans, oudt XXXVIII jaren; Mattheus Vermeersch, filius Pieters, oudt ontrent XXXIX jaren; alle ingheboorne schepenen van der prochie voornoemt; Mattheus Moens, filius Guilielmus, oudt XL jaren; Jan Wilsens, filius Machiels, oudt LXV jaren; Paschier Noeiens, filius Guilielmus, oudt ontrent L jaren; Cornelis de Carle, filius Roelants, oudt ontrent L jaeren; Pieter van deynse, filius Simoens, oudt L jaren; Simon Gierdebeke, filius Matthijs, oudt ontrent LVII jaren; Pieter van Immen, fillius Jans, oudt ontrent XXXIX jaren; Adriaen Verbeckmoest, filius Adriaen, oudt LI jaren; Simoen de Smet, filius Joos, oudt ontrent L jaren; Hendric van Zele, filius Arnouts, oudt XXX jaren; Joos Impens, filius Hendricx, oudt ontrent LII jaer; Pieter Vermerschen, filius Pieters, oudt L jaeren; Joost Weytac, filius martens, oudt ontrent L jaren; Pieter Thierin, filius Pauwels, oudt XLIX jaren; Pieter tayaert, filius Pieters, oudt XXXIX jaren; Willem Abbloys, filius Jans, oudt LV jaren; Jan Schuerman, filius Wouters, oudt LII jaren; Machiel van Nieulande, filius Michiels, oudt XLV jaren; alle ghegoede opsetenen ende notable van de voornoemde prochien, de welcke naer ostentie ende lecture gehadt van zeker ghebesoignierde ghedaen by Jonckheer Charles Uutenhove, jeghenwordlich voorschepen der voornoemde stede, met zyne medeghecommitteerde ende zonderlinghe van de depositie van die van Lockeren daermede de voornoemde prochien by huerlieder eyghen signatueren hemlieden gheconformeert hebben, te weten die van Sinte Pauwels den XXI Octobris 1578 ende die van Kemzeke den XXII daernaer al in ‘˜t voornoemt ghebesoignierde begrepen hebben de voornoemde comparanten eendrachtelyck verclaert op den eedt die zy den vaderlandse en den justitie schuldich zyn dat zylieden by de voornoemde huerlieder signatien ende depositie ten daghe ende jare alsboven ghedaen zyn, persisterende houdende dezelve wel ende metter waerheyt ghedaen, zonder dat zij daertoe by yemant directelyc ofte indirectelyc gheinduceert oft ghepersuadeert zyn ghweest., maer zyn tzelve doende uut eene goede ende oprechte affectie ende zele die zy den vaderlande zijn draghende.

Sluytende hiermede hurlieder depositie die zylieden respectivelyc onderteeckent hebben dezen Xxen February 1580.

Onderteeckent: Jan de Hont, Jan van Remoortere, Cornelis Hiele, Mattheus van Meersche, marten Noent, Jan Wilsenbede, Passchier Noeyens, Cornelis de Kaerle, Pieter van Deynse, Francoys de Hont, Simoen Gurdebeke, Pieter van Himmen, Simoen Smet, Adriaen Verberkmoust, Henri van Zele, Joos Impens, Pieter Vermerschen, Jos Weytac, Pieter Thierin, Pieter Tayaert, Willem Abbloys, Jan Schuerman, Michiel van Nieulande, Adriaen Meersman, ghehoort hebbende de voornoemde depositie conformeert hen met de zelve. Actum als boven.

Kemseke ende Sinte Pauwels

“Hedent, date onderschreven, zijn voor ons ghecommitteert voornoemt ghecompareert: Bauduwijn Zaman, filius Jans, oudt XLV jaeren, greffier ende wethodere van Kemzeke ende Sinte Pauwels voornoemt ende ’s graven man van den hove ende lande van Waes; Baudewijn Mannins, filius Gillis, oudt ontrent XLIX jaren, wethoudere van Kemseke; Dieric Vale, filius Pieters, oudt XXVI jaren, ooc wethoudere der vooronemde prochie; Pieter stroobant, filius Jans, oudt LI jaren ofte daerontrent; Gillis Noens, filius Gillis, oudt ontrent XXXVIII jaren; Olivier Baert, filius Machiels, oudt XLIX jaren; Jan Duerinc, filius Jacobs, oudt XXXIIII jaren, ’s graven man van den voornoemden Lande; Pieter van Schoote, filius Jans, oudt LV jaren; Jan vandevelde, filius Jans, oudt ontrent LXVI jaren; Jan van Deynse, filius Simoens, oudt ontrent vyftich jaren; Andries Pierssins, filius Jans, oudt LVIII jaren, eertyt wethouder van de prochie van Sint Pauwels; Pieter Maes, filius Pieters, oudt XLVI jaren, ’s graven man; meester Jan Cogghe Hendricx, chirurgien, oudt LVI jaren, Adriaen abblois, fillius Willems, oudt XXVIII jaren, Matthys Stoop, filius Jans, oudt XLVIII jaren; Lucas van Goethem, filius Luucx, oudt LVII jaren; Pieter de bare, filius Lievens, oudt XXXVIII jaren; Joost Leybaert, filius Jans, oudt XXXVI jaren; jan Luman, filius Bernaerts, oudt XXXVI jaren; Andries Impens, filius Wouters oudt LVI jaren; Jan Zaman, filius Guillielmus, oudt XXXIIII jaren; Simoen Hiele, filius Jans, oudt XXXIIII jaren: alle opsetenen ende notable van de meeste ghegode van de voornoemde prochie, de welcke na dat heurlieder voorghelesen zijn de namen ende toenamen van de persoonen zowel in de voorgaende depositie als in de ghebesoignierde van Jonckheer Charles Uutenhove met zyne medeghecommitteerde beleedt bij daten den XXIen daghe Octobris 1578 ende gevraecht of zylieden comparanten de voornoemde personen kenden voor lieden met eeren van goeder name ende fame, ghestaet ende ghegroet, hebbende eendrachtelyc verclaert dat zy de voornoemde personen hilden ende bekenden voor zulex ende van de meest ghegoede ende princiaelste van de voornoemde prochien ende pricipaelste van de voornoemde prochien ende dat men overzulex de zelve wel behoorde goed gheloove te adjousteren.

De voornoemde comparanten ghevraecht heurlieder advijs op den eedt als vooren nopende ’t afstellen ofte continueren van de hoofdschepenen van de voornoemde Lande, hebben eendrachtelyc verclaert, dat zy de zelve gans noodeloos ende schadelic den zelven Lande vinden, uut de redenen breeder verhaelt in de depositie van die van Lokeren te dezen hemlieden vooren ghelezen ende meer andere staende in ’t voornoemde ghebesoigneerde van Jonckheer Charles Uutenhove, daermede zy hem conformeren zonder dat zylieden hiertoe gheinduceert zijn geweest by yemant ofte indirectelyc, nemaer doen tzelve uut goeder affectie die zylieden den vaderlande zijn draghende, ende om eens huerlieder wyfs ende kinderen en hemlieden zelven van zulcke groote ende excessieve lasten te verlossen ende beter ende ten mindere coste ghedient te zyne.

De voornoemde notabelen van de voornoemde prochien ghevraecht zynde op de persoonen ghestelt in wette in de voorschreven prochien in Junio lestleden, by Meester Michiel de Backere met zyne medeghecommitteerde, waren lieden met eeren wel ghequalifieert ende gegoet, hebben ghezamdelyc verclaert dat jac, als wezende van de beste ende ghegoedste van de voornoemde prochie.

Ende overzulx overghegheven by de oude wethouders an de ghedeputeerde van de voornoemde prochien ende voornoemde commissarissen omme die wethouders te makene.

Sluytende hiermede huerlieder depositie, die zylieden onderteeckent hebben respectivelic met haerlieder ghewonelic hantteecken desen Xxen February 1580.

Onderteeckent: B. Zamans, B. Mannins, D. Vale, Pieter Stroobant, Guillielmus Noeyins, Olivier Baert, J. Duerync, J. Van de Velde, Jan van Deynse, Andries Paesschier, Pieter Schoole, Adriaen Abbeloys, L. Van Goethem, L. Bare, Joost Sayaert, J. Zaman, M. Stoop, Jan Looman, Andries Impyns, Meester Jan Cogge, Siemoen Hiele, Pieter Maes”.

Weesboeken van Kemzeke

In de Weesboeken van Kemzeke – Sint Pauwels die aanvangen in 1540 treffen we aan:

in 1577, Simoen Hiele gehuwd met Amelberga Baerts (Register 375 f. 23);

op 25.2.1585, Sijmoen Hiele gehuwd met Cecilia Impins (Register 375 f. 65)

en op 24.12.1592, Cornelis Hiele gehuwd met Maria van Goethem dochter van Gillis van Goethem en Cathelijne (Hoofdcijns St. Baafs app.6) Scaluwe.

In de Weesboeken (Register f.101 + 110) zijn hier vermeld als voogd over de vijf kinderen uit dit gezin: Jan van Goethem en Symoen Hiel

Jacques van Hiel

Tenslotte in 1585 te Temse betreffende de Tiende Penning (Akte 95.32, RA Beveren, Temse, register 405, f°221, 25/10/1632): “Niclaes janssens over de ghemeene erfgenaemen van jan van hecke vercocht aen pieter van damme een huijs met schuere stalle ende boomgaert gheleghen binnen themsche inde overstraete landende oost weduwe jacques van hiel ende jan wauman pieters suijt de straete west niclaes janssens voornoemt en josue keppens ende noordt den gulden wal”.

Petrus Hiele (Hielius)

Bij de inventarisatie in Rome van alle grafstenen van de Koninklijke Belgische Kerk en de Stichting “St. Juliaan der Vlamingen” Via del Sudario, 40, werd gevonden:

D.O.M. Deo Optimo Maximo

Pompeo Hiele immaturaAan Pompeius Hiele, door ‘nvroegtijdige

Morte prerepto vixitdood weggerukt. Hij leefde

Mens “ XVII“ Dies XV17 maanden ‘“ 15 dagen

Obiit die XXIIIIHij stierf de 24e

Octobris ‘“ MDLXXIIIOctober – 1573

Petrus HielePetrus Hiele

Modernus Provisorde huidige Provisor

Huius hospitalisvan dit hospitium

Filio charissimoaan zijn dierbare zoon

P.C.P.C.

Deze Petrus Hiel was afkomstig uit Gent, hetgeen Gisbert Knopp en Wilfried Hansman vermelden in hun boek “Santa Martia dell Anima”:

“Grabdenkmal fur Petrus Hielius aus Gent

geb. am 17-3-1537, gest. am 15-10-1595.

Provisor des flamischen Hospizes S. Guilliano

Gestiftet von seiner Frau Barbara de Rover”(p.57).

In de kerk bevindt zich een marmeren grafsteen:

D.O.M.Aan de Goede Allerhoogste God

Petro ‘“ Hielo ‘“ GandavensiAan Petrus Hiel uit Gent

Integerrimis ‘“ moribusvan onbesproken gedrag

Omniq ‘“ virtutum ‘“ laudedoor de lof van allerlei deugden

Cumulatissimogeheel en al overladen

In ‘“ agendis ‘“ nogotiis ‘“ diligenmozeer nauwgezet in ’t behandelen van zaken

Een man

Fide ‘“ famadoor zijn geloof en goede naam

In-Rom-Cur-spectatissimo virozeer gezien in de Romeinse Curie

Barbara ‘“ de Rover coiugi ‘“ carmoBarbara de Rover aan haar lieve echtgen.

Georgius ‘“ et FF ‘“ Patri ‘“ optimoGeorges en Br. Aan hun goede vader

PPPP

Obiit ‘“ Prid ‘“ Id ‘“ Octobris ‘“ MDXCVHij overleed 15 October 1595

Annos ‘“ natus ‘“ LVIIIOud 58 jaar

Mens. ‘“ VII ‘“ Die XIV7 maanden en 14 dagen

15S8, 24 mai. — Les échevins de Gand recommandent à Pietro Hiele, de faire toute diligence pour hâter l’envoi des bulles ; ils promettent de le récompenser et le chargent de remettre des lettres de remercîment au cardinal de Montalte.

Monsieur,

Par celles que nous a escript monseigneur illustrissime cardinal de Montalte, nous sommes esté fort aises d’entendre comme a pieu à Sa Sainteté de consentir aux Pères de la-société de Jhesus l’union et incorporation du cloistre des Filles de Dieu en ceste ville, avec les biens et appartenances pour s’en servir icy à l’érection d’ung collège. Dont et du bon debvoir que avez fait à la poursuite des biens de cestuy bénéfice, vous mercyons bien affectueusement, vous pryans bien fort d’y continuer, et, en suite de ce, faire toute diligence de solicitude possible à ce que les bulles s’en puissent expé- dier et nous estre envoyées au plustost à l’effet que dessus ; et ce gratis et en conformité de l’instruction, qu’à ceste fin va cy jointe, que sur ce l’on a dressé pour votre meilleure mémoire, qu’il vous plaise de suivre au mieulx que faire se pourra. Et néanmoins là où vous soit besoing de desboursser quelque argent pour ledit fait, nous le mandant, ne faul- drons de donner ordre qu’en serez au plustost remboursé, oultre le soing que porterons de vous récompenser de vos paines comme convient à votre contentement, et l’obligation qui nous restera de mériter vers vous ceste amitié ou servir (?) la commodité de vous povoir complaire et obeyr. Cependant vous prions aussi de délivrer audit seigneur cardinal les lettres de remerciement que sur ce esciïpvons résentement à sa seigneurie avec présentation de nous humble service et recommandation en sa bonne grâce. Et sur ce, Monsieur, nous prierons Dieu vous impartir sa saincte grâce, nous recommandant affectueusement à la votre. De Gand, le xxiiii e de may 1588. (Minute. Suscription : « A Monseigneur Pietro Hiele, chevalier del Gillio, administrateur de l’hospital

de S*- Julien ‘ »).

1588. — Le Magistrat de Gand supplie le Pape Sixte V de confirmer par un diplôme

apostolique le transfert aux Jésuites du monastère des Filles-Dieu ‘ .

Beatissiine Pater,

Magistratus Gandavensis iam certo cognovit ex literis Ill rni ac R rai Domini cardinalis Azzolini ad IU 1 »» 1 » ac R m ” w episcopum Vercellensem, nuncium quondam apostolicum, datis, a S te V. beneficentissime supplicationi suae fuisse, subsciïptum, quo, pro deserto quodam monasterio civitatis Gandavensis (quod vulgo Filiarum Dei vocant), unacum exiguo proventu suo annuo, in usus futuri colegii PP. socie- tatis Jesu, perpetuae unionis iure conferendo, utriusque praedicti domini Ill mi interventu, iam diu sollicitavit. Qua- propter gratias quani potest maximas S u -V. agit, simulque supplex ad humillima beatorum pedum oscula, Beatitudinem Vestram rogat, uti liane concessionem suam diplomate apostolico iubeat roborari.

Deus intérim Opt. Max. Beatu- dinem illam Tuam, ad commune totius ecclesiae bonum provehat et incolumen servet.

Datum Gandavi, etc. (sic).

Sanctitatis Vestrae

Obsequentissimi servi

CûNSULES ET MaGISTRATUS GaNDAVENSES.

(Minute ou copie du temps. — Susciïption : « Beatissimo Domino Domino Papae Sixto V, catholicae ecclesiae pontitici inaximo et optimb »).

1 Cette pièce porte au bas du second feuillet les noms suivants : « S r Pietro Hiele, c

hlr del Gillio, administrateur de l’hôpital de S* Julien, cardinal de Montalte ».

C’était probablement l’un de ces personnages qui devait être chargé de remettre la lettre au pape.