Levensbeschrijving

Levensbeschrijving

Emanuel Hiel werd geboren op de wijk het Keur te Sint-Gillis-Dendermonde op 30 mei 1834. Hij was zoon van Henricus Hielen Isabella De Clerck. Kort na zijn geboorte verhuisde het gezin van Henricus Hiel naar Dendermonde en betrok er een woning in de Bijvang. Daar was Henricus onder meer hovenier bij de oom van Prudens van Duyse. Emanuel bracht daar ook zijn jeugddoor. Tot 1845 ging hij naar de gemeenteschool Aria in Dendermonde. Nadien mocht hij nog twee jaar les volgen tot hij de graad van “ondermeester” had behaald. Na zijn opleiding aan de gemeenteschool was hij onder meer hulponderwijzer en steenhouwer. Daarnaast vond hij werk als klerk in een touwslagerij. Via zelfstudie begon Emanuel stilaan belangstelling te krijgen voor de Nederlandse letterkunde. Hij begon gedichten te schrijven en werd bovendien medewerker aan de “Gazet van Dendermonde”. Daar publiceerde hij in 1852 zijn eerste novelle “Wie het zwaard trekt zal door het zwaard vergaan”.

Op 21 april 1855 huwde hij met Johanna van Damme. Reeds op 15 mei werd een dochtertje geboren. Hij opende een boekhandel, uitsluitend voor de ‘˜Vlaamsche taal”, wat in die periode bepaald moedig was. Door tegenwerking die hij in Dendermonde echter ondervond als flamingant moest hij zijnboekhandel echter sluiten. De inkomsten waren te karig om er met een gezin van te leven.

Op voorspraak van Prudens van Duyse werd Emanuel tolbeambte te Brussel, waarheen hij met zijn gezin in 1857 verhuisde. Zijn verbondenheid met Dendermonde bleef zijn hele leven duren. Vanaf 1855 tot aan zijn dood, vlak voor de eeuwwisseling in 1999 in Schaarbeek, 65 jaar oud, bleef hij schrijven voor de “Gazet van Dendermonde”. In 1859 kreeg hij, na de afschaffing van het stedelijk octrooirecht in 1860, een betrekking als ambtenaar op een afdeling van het Ministerie van Binnelandse Zaken, belast met het behartigen van de specifieke Vlamse culturele aangelegenheden (“Vlaamsch Bureau”). In 1869 werd hij secretaris-bibliothecaris van het Koninklijk Nijverheidsmuseum en was ondertussen (1867) ook hoogleraar in de Nederlandse voordracht (declamatie) aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel.

Hij knoopte in het Brusselse vriendschappelijke betrekkingen aan met o.a. Charles de Cosyter, Peter Benoit en Hendrik Conscience (De Leeuw van Vlaanderen) en ontpopte zich ten volle als liberaal flamingant. Emanuel Hiel was een typische exponent van de prille Vlaamse beweging in het Brussel van de 19e eeuw. In de hoofdstad was het flamingantisme toen in hoofdzaak een ‘˜ingevoerd’ verschijnsel meestal door ambtenaren, onderwijzers en literatoren, afkomstig uit Antwerpen, Vlaams Brabant en de beide Vlaanderen. Zij trachtten er de verfransing tegen te gaan, stichten tal van verenigingen en tijdschriften, belegerden de overheid met allerlei petities voor taalrechten etc.

Emanuel was lid van verschillende verenigingen. In 1873 was Emanuel Hiel een van de stichters van de Brusselse afdeling van het Willemfonds, en was hij lid van tal van andere (liberale) Vlaamsgezinde verenigingen, zoals Vlamingen Vooruit!, Geen Taal, Geen Vrijheid, ‘¦ Daarnaast schreef hij onder meer artikelen voor “Het Laatste Nieuws”, de in die periode door Julius Hoste gelanceerde liberale Vlaamsgezinde krant voor de Vlaamse Brusselaar.

Hij was lid van een Brusselse vrijmetselaarsloge “Les Amis Philanthropes” (1868), van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden (1869), en werd in 1886 lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1886), warvan hij tot 1890 voorzitter was.

Op familiaal vlak werd het gezin in 1874 getroffen door het overlijden van zijn vrouw Johanna. Emanuel bleef met zes kinderen alleen achter. In 1877 huwde hij een tweede keer met Mathilda Vernieuwe uit Blankenberge. Het gezin woonde toen te Schaarbeek. Ook was de liberale Vlaamsgezinde Hiel nog enige tijd (1879-1884) lid van de gemeenteraad van Schaarbeek, waar hij ijverde voor meer rechten voor het Nederlands en de Schaarbeekse Vlamingen.

Zijn Vlaamsgezindheid was legendarisch (hij weigerde Frans te spreken of te verstaan) en werd aangemoedigd door flaminganten als Michiel van de Voort en Alfons Willems, die hem introduceerden in de vereniging ‘˜Vlamingen Vooruit,’ waar hij zijn goede vriend Emiel Moyson leerde kennen. Andere Vlaamsgezinde bewegingen waarin Hiel actief was: het Willemsfonds, De Distel, het Kunstgenootschap van Brussel, Geen Taal Geen Vrijheid, De Vlaamsche Wacht. Hij werkte mee aan tijdschriften als Het Nederduitsch Maandschrif waarvan hij later hoofdredacteur werd, De Zweep, Flandria en Het Laatste Nieuws en was secretaris van het 15de Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres (1876) en lid van de commissie van Nederlandstalige straatnamen in Brussel.

Maar ook zij eigenheid was bijzonder. Zo was hij de ongeroepen spreker bij de onthulling van het standbeeld van Ledeganck te Eeklo in 1897. De opbrengst van zijn eerste bundel Looverkens bij onze stambroeders de Hoogduitschers geplukt schonk hij aan stakende Gentse wevers ter demonstratie van zijn democratisch ideaal. Diezelfde bundel verhult ook nauwelijks zijn Germaanse sympathieën. Hiel schreef huldeverzen aan de Duitsers nadat ze de Fransen verslagen hadden (1870-1871), en woonde in 1883 de oprichting van een gedenkteken voor die overwinning bij in Rüdesheim.

Emanuel Hiel overleed op 27 augustus 1899 te Schaarbeek. Daar werd ter nagedachtenis aan hem een standbeeld opgericht.